Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [31]Ik zeide: [32]Ik zal op den palmboom klimmen, [33]ik zal zijn takken grijpen; [34]zo zullen dan uw borsten zijn als [druif]trossen aan den wijnstok, en de reuk van [35]uw neus als [36]appelen. 31. Te weten bij mijzelven; dat is, Ik dacht, Ik nam mij vast voor. 32. Te weten om de vruchten daarvan te plukken. Neem deze woorden als van den Bruidegom gesproken zijnde, te kennen gevende dat Hij een welgevallen heeft aan de geestelijke vruchten zijner Bruid. Zie hfdst.5 vs.1. 33. Dat is, Ik zal de takken van dezen palmboom tot mij nemen, reinigen en bewaren, opdat zij des te beter vruchten voortbrengen; Joh.15:2. 34. Dit is ene belofte, die de Bruidegom zijne Bruid doet, dat Hij haar zegenen zal, haar vervullende met het sap of de vochtigheid zijner genade, dat zij niet onvruchtbaar zal zijn in de kennis van Christus; 2 Petr.1:8. Zie ook Jes.27:6. Maar anderen nemen de woorden van den tekst als een wens, in dezen zin: Dat toch uwe borsten zijn gelijk, enz., dat is, dat gij toch geen ledige of onnutte wijnstok zijt, gelijk van Israel geschreven staat; Hos.10:1. Maar dat gij vol des Geestes zijt, opdat de zuigelingen mogen gezuigen en verzadigd worden met de borsten der vertroosting; Jes.66:11. 35. Vergelijk boven vs.4 met de aantekening. 36. Die een lieflijken reuk hebben onder andere boomvruchten, van wat soort die ook mogen wezen. Doch enigen verstaan hier reukappelen, die de apothekers maken van verscheidene welriekende specerijen.
Tijdschrift, Momentum, [], Vol 1.4 p 40-45 Richard Kroes: Dicht op de huid. Een close reading van het hooglied